-
1 rijden
1 [zich voortbewegen] rouler3 [schaatsen] patiner4 [op en neer gaan] se balancer♦voorbeelden:auto's die te dicht op elkaar rijden • voitures qui se suivent de trop prèshet rijden van de treinen • la marche des trainsveel rijden • faire de la routeop elkaar rijden • entrer en collisionachteruit rijden • faire marche arrière〈 sport en spel〉 iemand eraf rijden • lâcher qn.rijden in een formule I • courir en formule Ihet rijden in de stad • la conduite en villehet rijden op de grote weg • la conduite sur routeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [vervoeren] transporter♦voorbeelden:1 [(op) een rijdier voortbewegen] monter3 [over iets rijden] renverser (qn., qc.)♦voorbeelden:het is twee uur rijden • c'est à deux heures de routeverboden in te rijden • sens interdituiterst rechts rijden • serrer à droitestapvoets rijden • rouler au pasin een auto rijden • conduire une voiturehij rijdt als een gek • il roule comme un fou3 iemand ondersteboven rijden • renverser qn. -
2 veel rijden
veel rijden -
3 weg
weg1〈de〉♦voorbeelden:eigen weg • chemin privéde openbare weg • la voie publique〈 figuurlijk〉 iemand van de rechte weg afleiden • détourner qn. du droit cheminde weg bereiden • préparer la voie〈 figuurlijk〉 de weg effenen voor iemand • préparer le terrain pour qn.zijn eigen weg gaan • suivre sa propre voiezijn weg vinden • faire son cheminiemand de weg wijzen • montrer le chemin à qn.aan de weg naar Delft • au bord de la route de Delftzo oud als de weg naar Kralingen, Rome • vieux comme le mondeop weg gaan (naar) • se mettre en route (pour)〈 figuurlijk〉 iemand op weg helpen • mettre qn. sur la (bonne) voiehij is op weg beroemd te worden • il est en passe de devenir célèbrede wagen ligt vast, goed op de weg • la voiture tient bien la route〈 spreekwoord〉 de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens • l'enfer est pavé de bonnes intentions〈 spreekwoord〉 wie aan de weg timmert, heeft veel bekijks • qui édifie en grande place, fait maison trop haute ou trop basselangs deze onsympathieke weg • par ce moyen peu sympathiquelangs vreedzame weg • par la négociationeen weg te voet afleggen • parcourir un chemin à piediemand de weg afsnijden • couper la route à qn.zich een weg banen • se frayer un cheminmet zijn geld geen weg weten • ne pas savoir que faire de son argentiemand iets in de weg leggen • mettre des bâtons dans les roues à qn.iemand in de weg lopen • être dans les jambes de qn.dat zit me in de weg • ça m'irriteiemand in de weg staan • gêner qn.problemen uit de weg ruimen • résoudre des problèmesuit de weg kunnen • savoir comment s'y prendre (avec qn., qc.)uit de weg! • laisse(z)-moi passer!iemand uit de weg gaan • éviter qn.iemand uit de weg ruimen • liquider qn.→ link=wil wil————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig] parti2 [niet te vinden] disparu3 [+ van][verrukt] fou/fol/folle4 [verwijderd] loin♦voorbeelden:weg wezen! • allez, ouste!weg met …! • à bas …!¶ als dat gebeurt ben je weg • dans ce cas-là, tu seras fichuiets weg hebben van • ressembler un peu à〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iets weg zijn • avoir pigé qc.in het wilde weg schieten • tirer au hasard -
4 baan
4 [sport en spel] piste ⇒ 〈 tennis〉 court 〈m.〉 ⇒ 〈 bij zwemmen, atletiek〉 couloir 〈m.〉 ⇒ 〈 auto〉 circuit 〈m.〉7 [techniek] voie♦voorbeelden:wat een baan! • quel métier!een baan bij de overheid • un emploi dans l'Administration2 iets op de lange baan schuiven • reporter qc. indéfiniment〈 figuurlijk〉 ruim baan geven • donner carte blanche (à qn.)〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iemand over de baan kunnen • s'entendre avec qn.dat is van de baan • il n'en est plus question4 een baantje trekken • 〈m.b.t. schaatsen〉 faire un tour de piste; 〈m.b.t. zwemmen〉 faire une longueur de bassin -
5 fietsen
1 [op de fiets rijden] faire de la bicyclette, du vélo2 [zich per fiets begeven] aller à bicyclette, vélo♦voorbeelden:1 kun je fietsen? • tu sais aller à vélo?langzaam fietsen • rouler lentement (à bicyclette)deze weg fietst lekker • il fait bon pédaler sur cette route¶ ga fietsen! • va te faire cuire un oeuf!die snuiter is fietsen • ce gars a disparu dans la naturehoe heb je dat voor elkaar gefietst? • comment tu as fait? -
6 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
7 langs
langs1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:ik kom nog wel eens langs • je repasserai un de ces jourshij kwam net langs • il vient de passerik moet nog even bij het postkantoor langs • je dois encore passer au bureau de poste————————langs2〈 voorzetsel〉1 [in de lengte van] le long de2 [via; aan bij] par3 [voorbij] devant♦voorbeelden:langs de rivier wandelen • se promener le long de la rivièreer staan bomen langs de weg • des arbres bordent la route2 wil je even langs de bakker rijden? • est-ce que tu voudrais passer par la boulangerie?langs een brandgang ontsnappen • s'échapper par un coupe-feuhier langs, daar langs • par ici, par là3 iets langs zich heen laten gaan • laisser glisser; 〈m.b.t. handeling, woorden〉 laisser faire, laisser direzij praten langs elkaar heen • ils ne parlent pas la même langue; 〈 in discussie〉 ils ne parlent pas de la même chose -
8 een
een11 un, une♦voorbeelden:een zijn met • faire corps avec————————een21 un, une♦voorbeelden:je bent me er (ook) een! • tu es un drôle de numéro!als er een is, die het kan, dan is hij het • s'il y en a un qui en est capable, c'est bien lui————————een3I 〈hoofdtelwoord; met klemtoon〉1 un, une♦voorbeelden:dat is een! • et d'un(e)!elke stem is er een • chaque voix compteeen en dezelfde persoon • une seule et même personneniet één heeft er iets over gezegd • pas un(e) n'en a parléhet is bij enen • il est près d'une heureop één dag • le même jourtien tegen een dat • il y a gros à parier quehonderd tegen een! • je te le parie à cent contre un!een van tweeën • de deux choses l'uneeen van hen • l'un(e) d'entre eux (d'entre elles)een voor een • un(e) à un(e)de een nog mooier dan de ander • tous plus beaux les uns que les autres, toutes plus belles les unes que les autreseen een voor wiskunde • un un (sur dix) en mathsmen kan het ene doen en het andere niet laten • on peut faire les deuxde een of ander • quelqu'un(het) een en ander • des choses et d'autreswij hebben het een en ander besproken • nous avons abordé plusieurs sujetsniet om het een of ander • ce n'est pas pour direhet is het een of het ander • de deux choses l'une→ link=komen komenII 〈rangtelwoord; met klemtoon〉♦voorbeelden:bladzijde een • page unIII 〈lidwoord; zonder klemtoon〉1 [onbepaald]un, une2 [m.b.t. de hele soort]le, la3 [ongeveer] environ♦voorbeelden:1 een man, een vrouw, een kind • un homme, une femme, un(e) enfanteen meneer A. • un (certain) monsieur A.een uur of drie • environ trois heureseen duizend gulden • environ mille florins→ link=dag dag¶ het kost me een geld! • cela me coûte les yeux de la tête!een mensen dat er waren! • il y avait un monde fou!wat een mensen! • 〈 hoeveelheid〉 quelle foule!wat een geldverspilling! • quel gaspillage! -
9 gang
gang1〈de〉♦voorbeelden:de gang van zaken is als volgt • la procédure est la suivantede gewone gang van zaken • le cours ordinaire des choseshij ging zijn oude gang • il ne changea rien à ses habitudeshet feest is in volle gang • la fête bat son pleinaan de gang zijn • être en coursga je gang maar • vas-yz'n gewone gang gaan • suivre son coursiemand zijn gang laten gaan • laisser faire qn.gaat uw gang • je vous en prieiemands gangen nagaan • observer les allées et venues de qn.de les was al aan de gang • la classe avait déjà commencéeen motor aan de gang krijgen • parvenir à mettre un moteur en marcheaan de gang gaan • s'y mettreeen proces in gang zetten • déclencher un processusde (dagelijkse) gang naar school • le chemin (journalier) à l'écolegoed op gang komen • être lancé〈 figuurlijk〉 iemand op gang helpen • aider qn. à démarreriets op gang brengen • mettre qc. en route————————gang2〈de〉 -
10 lopen
2 [rennen; blootgesteld worden aan] courir3 [zich verplaatsen; voortbewogen worden] aller4 [stromen] couler5 [in werking zijn] marcher7 [zich uitstrekken] s'étendre9 [+ onbepaalde wijs][bezig zijn met] être en train (de faire qc.) 〈 in verleden tijd te vertalen door imparfait〉♦voorbeelden:over zich laten lopen • tout supporter sans rechigner〈 figuurlijk〉 ergens tegenaan lopen • tomber sur qc.achter iemand aan lopen • suivre qn.; 〈 figuurlijk〉 courir après qn.het is te ver om te lopen • c'est trop loin pour y aller à piedhet lopen • la marche à piedde atleten liepen zich warm • les athlètes couraient pour s'échaufferhet op een lopen zetten • prendre ses jambes à son couhij liep wat hij kon • il courait à perdre haleinelopen! • courez!het boek loopt goed • le livre se vend très bienlos lopen • être en libertéhij loopt voor elk wissewasje naar de dokter • il va chez le médecin pour le moindre boboeen rilling liep over haar rug • un frisson courut le long de son dosalles laten lopen • être incontinenthet bloed loopt uit de wond • le sang coule de la blessureeen motor die slechts loopt op loodvrije benzine • un moteur qui ne consomme que de l'essence sans plombde meningen lopen hierover uiteen • à ce propos, les avis sont partagésdeze weg loopt naar Haarlem • cette route conduit à Haarlemdeze registers lopen over een lange periode • ces registres s'étendent sur une longue périodehet gebergte loopt van het oosten naar het westen • la chaîne de montagnes s'étend d'est en ouestde zaak loopt fout • ça va mal finiralles loopt gesmeerd • tout marche comme sur des rouletteshet moet al heel raar lopen als … • il est peu probable que … 〈+ aanvoegende wijs〉ze liepen uren te wandelen • ils se promenaient des heures entièresdeze schoenen lopen gemakkelijk • ces souliers sont très confortableshet loopt wel los • cela finira par s'arrangerdat is te gek om los te lopen • il y a de l'abusin de duizenden lopen • se chiffrer par millierstegen de zestig lopen • aller sur ses soixante ansII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [deelnemen aan] suivre♦voorbeelden:1 [naderen] approcher (de)♦voorbeelden: -
11 oplopen
1 [naar boven lopen, gaan; toenemen] monter2 [op weg gaan] se mettre en route3 [Algemeen Zuid-Nederlands][+ met][veel ophebben met] faire grand cas (de)4 [botsen op] heurter (qc.)♦voorbeelden:tegen de dijk oplopen • monter sur la digue2 een stuk met iemand oplopen • faire un bout de chemin avec qn.II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:een verkoudheid oplopen • attraper un rhume -
12 rondleiden
-
13 zeer
zeer1〈 het〉♦voorbeelden:1 iemand zeer doen • faire mal à qn.zich zeer doen • se faire maldat doet zeer • ça fait mal————————zeer2♦voorbeelden:zere ogen • yeux irritésII 〈 bijwoord〉1 [in hoge mate] très♦voorbeelden:een zeer lange weg • une très longue routezij hebben zeer genoten • ils se sont beaucoup amuséshet is zeer de vraag of … • il n'est pas du tout certain que … 〈+ aanvoegende wijs〉al te zeer • beaucoup tropik ben te zeer moeder, dan dat ik … • je suis bien trop mère pour … -
14 dwaalspoor
dwaalspoor, dwaalweg〈 figuurlijk〉♦voorbeelden:iemand op een dwaalspoor brengen • induire qn. en erreurop een dwaalspoor zijn • faire fausse route -
15 een verkeerde weg inslaan
een verkeerde weg inslaan -
16 handel
♦voorbeelden:een levendige handel • un commerce animévrije handel • libre marchézwarte handel • marché noirhandel drijven • faire du commerceeen uitvinding waar handel in zit • une invention qui peut se vendrede handel in graan • le commerce des grainsin de handel gaan • entrer dans le commercede handel in blanke slavinnen • la traite des blanchesde handel in verdovende middelen • le trafic des stupéfiantsiets in de handel brengen • lancer un produit (sur le marché)een boek uit de handel nemen • retirer un livre de la vente2 〈 figuurlijk〉 de hele handel meenemen • 〈m.b.t. zaken〉 embarquer tout le bataclan; 〈m.b.t. personen〉 embarquer toute la smala¶ iemands handel en wandel • les faits et gestes de qn. -
17 heer
2 [als beleefdheidstitel] Monsieur 〈m.〉(< afkorting> M.), Messieurs 〈 meervoud〉(< afkorting> MM.)5 [aanzienlijk man] monsieur8 [landsheer] seigneur♦voorbeelden:2 dames en heren! • Mesdames et Messieurs!heren professoren • Messieurs les professeursWeledele, Geachte Heer • Monsieurmijne heren! • Messieurs!wat wensen de heren? • que désirent ces messieurs?wees een heer in het verkeer • soyez courtois sur la route4 wel Here! Here jeetje! • seigneur Dieu!de hoge heren • les grands manitous〈 spreekwoord〉 met grote heren is het kwaad kersen eten (want zij gooien met de stenen) • qui avec son seigneur mange poires, il ne choisit pas les meilleureszijn eigen heer en meester zijn • être son (propre) maîtrede (mijn) oude heer • mon vieux -
18 inslaan
1 [door slaan breken] briser2 [in voorraad nemen] s'approvisionner en3 [indrijven] enfoncer♦voorbeelden:→ link=bodem bodem1 [een richting nemen] prendre2 [met een slag in iets doordringen] frapper (qp.) ⇒ 〈m.b.t. bliksem〉tomber (qp.)3 [figuurlijk] avoir de l'effet (sur)♦voorbeelden:→ link=bom bom -
19 kant
♦voorbeelden:aan de andere kant van de rivier • de l'autre côté de la rivièreaan de andere kant van de stad • à l'autre bout de la villede goede kant van een stof • l'endroit d'un tissuzich van zijn goede, ongunstige kant laten zien • se montrer à son avantage, désavantagehet leven van de goede kant opnemen • prendre la vie du bon côtéeen goede kant hebben • avoir du bonop zijn rechter kant slapen • dormir sur le côté droitiemands sterke kanten • les (points) forts de qn.de verkeerde kant van een stof • l'envers d'un tissu〈 figuurlijk, schertsend〉 aan de verkeerde kant van de vijftig zijn • être du mauvais côté de la cinquantainealles van de zonnige kant bekijken • voir tout en roseiemand aan zijn kant krijgen • mettre qn. de son côtéaan deze kant van de rivier • de ce côté-ci de la rivièreaan de ene kant …, aan de andere kant • d'un côté …, de l'autre (côté)aan de andere kant • d'autre partaan iemands kant staan • être du côté de qn.het recht aan zijn kant hebben • avoir le droit pour soiaan de kant zitten waar de klappen vallen • être du côté où pleuvent les coupshij is aan één kant doof • il est sourd d'un côtévan uw kant • de votre côté2 iets met kant afzetten • border qc. de dentelleaan de kant van de weg staan • être au bord de la routeaan de kant! • du large!de ene kant tegen de ander • bord à borddeze kant op, alstublieft • par ici, s'il vous plaîtwe komen binnenkort jullie kant op • nous passerons bientôt du côté de chez vouswelke kant ga jij op? • de quel côté vas-tu?moet jij ook die kant uit? • tu vas aussi de ce côté-là?naar alle kanten • dans tous les azimutsdat is de kant van Haarlem op • c'est du côté de Haarlemvan alle kanten • de toutes partsdat hoor je van alle kanten • on entend dire cela de tous côtésgeen kant meer op kunnen • être coincéaan de late kant • sur le tardvan de verkeerde kant zijn • en êtrewij van onze kant • quant à nouszet je zorgen aan de kant • oublie tes soucisiets aan kant maken • ranger qc.dat kan ik niet over mijn kant laten gaan • je ne peux pas accepter celaiets over zijn kant laten gaan • laisser glisser qc.zich van kant maken • se suicideriemand van kant maken • liquider qn.dat klopt van geen kanten • ça n'a ni queue ni têtedat deugt van geen kant • ça ne vaut pas un pet (de lapin)→ link=dubbeltje dubbeltje -
20 koersen
2 [sport en spel] courir♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Faire de la route — ● Faire de la route parcourir des kilomètres en voiture … Encyclopédie Universelle
route — [ rut ] n. f. • XIIe; lat. médiév. rupta, ellipse de via rupta, lat. class. rumpere viam « ouvrir un passage » 1 ♦ Voie de communication terrestre aménagée, plus importante que le chemin, située hors d une agglomération ou reliant une… … Encyclopédie Universelle
route — (rou t ) s. f. 1° Grande allée percée dans une forêt, pour la commodité du charroi, de la chasse, de la promenade (cela est le sens propre). Ouvrir des routes dans une forêt. On a percé une route dans ce bois. • Ces spéculatifs qui visent d… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ROUTE — s. f. Voie pratiquée pour aller d un lieu à un autre. Route fréquentée. La grande route, ou La grand route. La route ordinaire. Route souterraine. Une route dégradée, défoncée, mal pavée. La route était couverte de monde. On va faire une nouvelle … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
ROUTE — n. f. Voie praticable par les voitures. Route fréquentée. La grande route ou La grand route. Route pavée, empierrée, macadamisée, goudronnée. Une route ravinée, dégradée défoncée. L’entretien des routes. Un croisement de routes. Route nationale,… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Route nationale 31 (France) — Pour les articles homonymes, voir Route nationale 31. Route nationale 31 N 31 … Wikipédia en Français
Route du bord de mer (Alpes-Maritimes) — Route départementale 6098 D 6098 Côte d Azur est Caractéristiques Longueur 98 km … Wikipédia en Français
Route du bord de mer (Alpes Maritimes) — La route du bord de mer des Alpes Maritimes (citée ci après : la Route) est une route touristique de la Côte d Azur qui longe la Méditerranée depuis Le Trayas (dans le département du Var) jusqu à Menton et la frontière Italienne, sur une… … Wikipédia en Français
Route du bord de mer (alpes maritimes) — La route du bord de mer des Alpes Maritimes (citée ci après : la Route) est une route touristique de la Côte d Azur qui longe la Méditerranée depuis Le Trayas (dans le département du Var) jusqu à Menton et la frontière Italienne, sur une… … Wikipédia en Français
Route de glace — sur le Lac Saimaa en Finlande. Les routes de glace sont fabriqués par l homme c est une structure qui est congelé à la surface des baies, rivières, lacs, mers ou dans l extrême nord. Ils relient la terre ferme, sur des cours d eau gelés, portages … Wikipédia en Français
Route nationale 1 (France) — Pour les articles homonymes, voir Route nationale 1. N 1 Route nationale 1 … Wikipédia en Français